Het verhaal start in de late barok van de zeventiende eeuw en gaat van daaruit verder naar de rococo in Zuid Duitsland en de Franse en Engelse schilderkunst van de 18de eeuw. Vervolgens wordt de reactieve kunst van de verlichting, het neoclassicisme onder de loep genomen.
In de beeldende kunst kan het strenge neoclassicisme gezien worden als de tegenpool van de romantiek. Reeds tegen het einde van de 18de eeuw kondigt zich de nieuwe, op gevoel gerichte, visie van de romantiek aan. Het op het verstand gerichte rationalisme maakt langzaam plaats voor een meer persoonlijke beleving, die vooral in de relatie met de natuur gevonden wordt. In de natuur voelt men zich vrij. De natuur wordt beschreven als een inspiratiebron voor een harmonisch en gelukkig leven. De schilders uit de Duitse romantiek geven een bijzondere verbeelding van het diepe besef van de grootsheid van de natuur.
De kunst rond de schijnbare maatschappelijke bevrijding van Frankrijk onder Napoleon (Empirestijl) brengt schilders voort van grote historiestukken. Ze laveren tussen het neoclassicisme en de romantiek. In Engeland zijn schilders zoals Turner met zijn sfeervolle picturaliteit al een voorbode van het impressionisme.
Een onderwerp dat ook aan bod komt, is de positie van de kunstenaars in de maatschappij. In de eerste helft van de negentiende eeuw was de ‘Salon’ als instituut oppermachtig. Kunstenaars die werden afgewezen door de jury van de Salon waren vaak brodeloos. De groeiende weerstand van enkele kunstenaars tegen de dominante positie van de Salon leidde tot het realisme. Deze sociaal-geëngageerde stijl schiep ruimte voor de ontwikkeling van de moderne kunst. Uit de ideeën van het realisme ontwikkelt zich het impressionisme. Monet wordt de pionier van de moderne kunst.
De grootste vernieuwing komt echter op naam van de post-impressionisten. We zullen werken bespreken van Vincent van Gogh, Paul Gauguin en Paul Cezanne.