Vijf HOVO-docenten brengen ieder vanuit hun vakgebied, en tegelijk in onderlinge afstemming, de richtingbepalende perioden van ons cultureel erfgoed voor het voetlicht aan de hand van inspirerende sleutelfiguren. Zo maakt u vanuit historisch, kunsthistorisch, literair, filosofisch en musicologisch perspectief kennis met de culturele ontwikkeling van Europa.
De cursus over de erflaters van de westerse cultuur is aangeland bij de vroege middeleeuwen, een periode die loopt van 500 tot 1000. Het wegvallen van Rome laat een machtsvacuüm achter waarbinnen zich drie nieuwe beschavingen zullen ontwikkelen: de Byzantijnse, de Islamitische en de West-Europese. In het Westen leeft men van de lokale landbouw en lokale productie; er is een teruggang in kennis en in materiële cultuur. Volksverhuizingen en gewelddadige troonopvolgingen schudden de kaart van Europa compleet door elkaar. De Christelijke kerk biedt bescherming en structuur; de paus wordt een belangrijke machtsfactor, de kerk een focus van kunst en cultuur. Bewijs zijn de Hagia Sophia in Istanboel en de magistrale Byzantijnse kathedraal in Ravenna. Kloosterlingen, levend volgens de regels van Benedictus, hoeden in hun scriptoria de literatuur, kunst en filosofie. Ze vervaardigen en kopiëren manuscripten en verfraaien deze met sierlijke en realistische schilderingen; ze verpakken de perkamenten soms in – letterlijk – schitterende edelmetalen kaften, bezet met edelstenen. Beowulf en het Roelandslied herinneren aan heldendaden van Angelsaksen en Franken, en belichten het oer-thema van de strijd tussen goed en kwaad. Tot de schat van Sutton Hoo, de scheepsbegrafenis van koning Readwald, behoort zeer geraffineerd edelsmeedwerk dat de Karolingische en Byzantijnse kunst zal beïnvloeden. De gregoriaanse kerkmuziek, ooit toegeschreven aan Gregorius de Eerste, ontwikkelt zich tijdens de Karolingische periode tot een volwassen zangvorm. Kortom: een adembenemende periode, waarvan we pas in onze tijd zijn gaan beseffen hoe cruciaal zij is geweest voor de Europese identiteit.