Deel 4 – De Nieuwe Tijd
De cursus Erflaters gaat de ‘Nieuwe Tijd’ binnen, de Renaissance. Een tijdperk van nieuwe oriëntatie, maar ook van herwaardering van de klassieke oudheid, en tegelijkertijd een periode die stevig verankerd blijft in wat voorafging, in het christendom. De vroegste erflater in deze cursus is de 13e eeuwse Thomas van Aquino, die een synthese van filosofie en theologie tot stand brengt, een stevig samenstel van Aristoteles en christendom. In de 14e eeuw zal Willem van Ockham geloof en verstand, dingen en namen uit elkaar trekken, en de basis leggen voor modern nominalisme en scepticisme.
Petrarca en Dante zijn onze literaire erflaters. Beiden zijn ze op zoek naar de ‘docta pietas’, een christelijke levensvisie gebouwd op de bijbel, de kerkvaders en een hernieuwde waardering voor de klassieken. Maar bij deze zoektocht hebben deze grote schrijvers wel ieder hun eigen insteek: Dante leidt Vergilius zijn eigen wereld binnen en verchristelijkt hem; Petrarca neemt zijn lezers mee naar de Oudheid. Introspectie versus extraspectie.
In de Renaissance ontstaat in de kunst een nieuw perspectief, niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk: het lineaire. Onder invloed van ontwikkelingen in literatuur, wetenschap en filosofie ontstaan nieuwe inzichten over proportieleer, anatomie en compositie. De verhoudingen gaan ertoe doen. En de kunstenaar treedt, meer dan voorheen, naar voren. In deze cursus worden twee reuzen behandeld: Pierro della Francesca en Michelangelo Buonarotti.
De wil tot weten, ambitie, kritische zin, drang naar vernieuwing, naar vrede, naar vrijheid: we vinden al deze strevingen in Erasmus. Kritisch was hij over de kerk, de clerus, de bijbel, het onderwijs. Maar anders dan Luther wilde hij geen breuk, maar vernieuwing van binnenuit.
De tweede erflater in het geschiedenisblok is de machtige Karel de Vijfde: heerser over een enorm, expanderend rijk; hij was een royaal sponsor van de vernieuwing in de gedaante van de kunsten van de Renaissance, en ook vernieuwing in de kerk stond op zijn agenda: het Concilie van Trente. Maar zijn rijk moest en zou wel rooms-katholiek blijven; Niet alleen de Turken, moor ook de protestanten waren zijn vijanden. Toch kon hij niet verhinderen dat het in 1555, niet lang voor zijn dood, door toedoen van zijn broer Ferdinand toch nog kwam tot het principe ‘wiens gebied, diens gebed’.
docenten
geschiedenis Constance van der Putten
muziek Jan Ezendam
kunst Jac van den Boogard
literatuur Peter Flaton
filosofie Wim Fiévez