Geen enkele wetenschapper uit onze tijd sprak meer tot de verbeelding dan Stephen Hawking. De op 14 maart overleden Britse natuurkundige en kosmoloog bereikte een voor zijn beroepsgroep ongebruikelijke icoonstatus. Die dankte hij niet alleen aan zijn baanbrekende theorieën over zwarte gaten en het ontstaan van het heelal, maar ook aan de ziekte ALS die hem, vrijwel kompleet verlamd, aan een rolstoel kluisterde: de spreekwoordelijke briljante geest in een verlamd lichaam. Deze status werd in de media-aandacht rond het overlijden van Hawking breed uitgemeten, maar helaas ging maar weinig aandacht uit naar de inhoud van zijn wetenschappelijke werk.
De HOVO Zuyd-lezing Het heelal van Stephen Hawking wil in deze lacune voorzien door op een begrijpelijke manier duidelijk te maken wat er zo revolutionair is aan Hawkings ideeën over zwarte gaten en de oorsprong van het universum. Zwarte gaten blijken tegen de verwachting in toch straling uit te zenden en het ontstaan van het heelal kan in principe worden begrepen aan de hand van de natuurwetten. Opzienbarend aan deze laatste bewering is dat dit volgens de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein, die andere wetenschappelijke superster, juist niet mogelijk is. Ook boog Hawking zich over de vraag of materie die in een zwart gat valt, werkelijk voorgoed afgesloten is van de rest van het universum en hij sloot hierover weddenschappen af met andere wetenschappers. Abstracte kost, dat wel, maar niet minder fascinerend. En een lofbetuiging aan de kracht van de menselijke geest.