Waarom bekritiseerde de Amsterdamse School architect Michel de Klerk in 1916 het werk van Berlage? Welke strijd speelde zich af binnen het Bauhaus toen Theo van Doesburg van de Stijl daar graag een rol wilde spelen? Waarom was de Ierse modernistische ontwerpster Eileen Gray furieus toen Le Corbusier (in zijn blootje!) de wanden van het door haar ontworpen huis beschilderde? Welke stoel tekende Mart Stam op de achterkant van een menukaart ? En welke architecten gingen daarmee aan de haal?
Deze minicursus van drie dagdelen geeft een overzicht van de ontwikkeling van de interieurarchitectuur en inrichting in het begin van de 20e eeuw. Een ontwikkeling die niet geheel zonder slag of stoot ging! In het begin van de twintigste eeuw is er op het gebied van interieurvormgeving een reactie op de industriële revolutie, het imperialisme en de decoratieve stijlen van de 19e eeuw. In geheel Europa komen er regionale varianten van vernieuwing. In de cursus ligt het accent op de verbanden tussen deze verschillende stromingen en het leren onderscheiden van hun kenmerken.
In de eerste les kijken we naar de Franse Art Nouveau, de Hollandse “slaoliestijl” en de Belgische “zweepslagstijl” van Victor Horta en hun gemeenschappelijke kenmerken met de Spaanse Gaudi. In Engeland is de Arts and Crafts groep met als voortrekker William Morris vernieuwend. Deze Engelse stroming heeft grote invloed op de Schot Charles Rennie Mackintosh en de Wiener Secession. Maar ook op Rietveld en het ontstaan van het Bauhaus. Dit komt in de tweede les aan de orde. Dan verschijnen ook de buisframe meubelen in de interieurs. Walter Gropius, Mies van der Rohe en Le Corbusier zijn hier toonaangevend. Veel van deze meubelen zullen herkend worden als de “designklassiekers” van nu. In de derde les tenslotte zien we de voorlopers van het Deense Design en wordt de Amsterdamse School en de Franse Art Deco behandeld.