‘Concerto’, de grote klassieke soloconcerten 2
We beluisteren de grote klassieke meesters uit de 19e eeuw, zoals Mendelssohn Schumann en Brahms. In vervolg op het eerste deel waarin werken van een vijftal grote klassieke meesters, Corelli, Händel, Bach, Mozart en Beethoven, centraal stonden, worden nu soloconcerten van componisten uit de 19e eeuwse romantiek behandeld. Ook dit keer staat de compositie in al zijn facetten centraal. Bovendien kijken we naar de steeds veranderende tijdsgeest en hoe deze van invloed is op het werk. De ontwikkeling van technische mogelijkheden wordt verruimd zoals we bij de verschillende instrumenten zullen horen.
Was het bij Bach nog mogelijk een concert voor twee piano’s door b.v. hobo en viool te laten uitvoeren, in deze periode is dit ondenkbaar. De concerten zijn meer en meer op de specifieke mogelijkheden van het instrument gericht.
Typisch voor het begin van de 19e eeuw is de opkomst van de virtuositeit, denk hierbij aan illustere figuren als Niccolo Paganini, Franz Liszt en Frederic Chopin die hierin uitblonken en de mogelijkheden van het instrument naar hartenlust uitbuitten. In de zes komende lessen staan de volgende meesters in de schijnwerper:
- – Mendelssohn met twee vioolconcerten en Chopin met twee pianoconcerten
– Schumann, Paganini en Liszt met een cello- en een pianoconcert
– Brahms, van hem behandelen we het dubbelconcert, het vioolconcert en z’n tweede pianoconcert
– Saint-Saens met concertwerken voor cello en piano, en de symfonische variaties voor piano en orkest van Cesar Franck
– Concerten van C.M. van Weber, Dvorak en R. Strauss
– Concerten van Tsjaikovski, Glazunov en Rachmaninov