In de eerste, autobiografisch getinte bladzijden van Spinoza’s jeugdwerk, de Verhandeling over de verbetering van het verstand, wordt beschreven hoe de ik-figuur zich bevindt op een tweesprong op zijn of haar levensweg. Hij of zij staat voor de keuze om de weg in te slaan van een streven naar rijkdom, eer en genot ofwel de weg te gaan of liever de zoektocht te beginnen naar een waarachtig goed. Maar de vraag doemt dan onmiddellijk op waaruit zo’n waarachtig goed bestaat, of het wel bereikbaar is en hoe de filosofie daarbij kan helpen. In deze autobiografische tekst wordt niet alleen de vraag gesteld naar het goede leven, een kernthema uit de antieke filosofie, maar ook wordt in minatuurvorm een beeld geschetst van wat Spinoza later in zijn hoofdwerk, de Ethica, gedetailleerd zal uitwerken: de filosofie als levensweg.
In deze cursus zullen we eerst de genoemde tekst uit de Verhandeling over de verbetering van het verstand bespreken bij wijze van inleiding tot de filosofie in het algemeen en de Ethica in het bijzonder. Vervolgens zullen we ons richten op Spinoza’s hoofdwerk en met name op het vijfde en laatste deel, waarin een beschrijving wordt gegeven van de filosofie als levensweg. In dit vijfde deel wordt echter voortdurend terugverwezen naar de voorafgaande vier delen zodat eerst een summiere bespreking van deze vier delen noodzakelijk is.
Tijdens de colleges zullen we Spinoza ook gebruiken als een uitkijktoren in het historische landschap van de wijsbegeerte. We zullen zoeken naar raakpunten, overeenkomsten en verschillen met andere filosofen vanaf de Oudheid tot aan onze moderne tijd.